herinneringen, verhalen en symboliek

Waarom leggen mensen een anker in hun voortuin? Ik ga op zoek naar de verhalen van deze mensen. Wat betekent het anker voor hun?
‘Ik belde op goed geluk aan bij mensen in de provincie Groningen en mocht naar prachtige verhalen luisteren. Verhalen van binnenvaartschippers, zeelieden, vissers. Van tattoo op de onderarm tot een metershoog anker in de tuin, van scheepsramp op de Rijn tot een heel klein gouden oorringetje.’ De ankers op het droge bewaren herinneringen, verhalen en symboliek.
Er zijn nu tien verhalen in woord en beeld. De foto’s zijn vanaf 24 november te zien in de Kerk van Klein Wetsinge. De verhalen en de foto’s zijn ook gebundeld in een boek: Ankers op het Droge. Het boek is in te zien en te koop bij de tentoonstelling. Je kan ook een exemplaar bij mij bestellen per mail: carolinepenris@gmail.com. De prijs is € 15,- exclusief eventuele verzendkosten. Ophalen in Eenrum kan ook. 😉



Het boek: Ankers op het droge
Het boek heeft 80 pagina’s, 10 verhalen met heel veel foto’s en een prachtig voorwoord in het Nederlands 😉 van Ingeborg Nienhuis. Het boek is voorzien van een ISBN-nummer en streepjescode. Het kost € 15,- exclusief eventuele verzendkosten.
Bestellen kan met een mailtje naar carolinepenris@gmail.com. Ophalen in Eenrum is op afspraak mogelijk. Bij de tentoonstelling in Klein Wetsinge is het boek ook te koop.
10 december Winterwelvaart Zoutkamp
Op het betonningsschip de Lauwers was ik aan boord om te vertellen over het project Ankers op het droge. Wat was het leuk om van de bezoekers nog aanvullingen op de verhalen te horen!


NAIT LANGER ZUIKEN

John droeg in de tijd dat hij net verkering had met Marianne een oorbel waar zij niet erg van gecharmeerd was: een wit geraamte. John vertelde haar dat hij dat skelet graag zou willen verruilen voor een oorring met een bootje of een anker. Hij had zoiets alleen nog niet gevonden. Hij heeft een tijdje in Zoutkamp gewoond, was gek op schepen, visserij en werkte bij Heiploeg. Daarom leek hem dat wel mooi.
Marianne wilde haar vriendje voor zijn verjaardag verrassen met zo’n gouden oorringetje. ‘Ik liep stage in Groningen en ging op een donderdagavond direct na het werk de stad in. Op zoek naar een gouden oorring met een anker of een bootje. Ik ging van de ene naar de andere juwelierszaak. Zonder resultaat. De winkeliers vertelden dat ik voor zoiets naar Urk moest gaan, naar een vissersdorp. Daar zou het vast wel lukken.’ In de bus naar huis baalde de verliefde Marianne dat haar missie mislukt was.
Thuis zaten haar moeder en oudtante, tante Grietje, in de kamer. ‘Ik plofte zwaar teleurgesteld op de bank en vertelde mijn moeder dat ik het cadeau niet had kunnen vinden.’ Tante wilde graag weten waar Marianne zo naarstig naar op zoek was.
Nou, huifst nait langer zuiken, dei heb ik wel veur die!
‘Tante Grietje vertelde dat ze thuis twee van die kleine gouden oorringetjes had. Van eentje was het sluitinkje een beetje stuk. Ik had er maar een nodig, dus ik was helemaal gelukkig! Mijn moeder en ik waren wel benieuwd hoe zij aan die oorringen was gekomen.’
Vroeger had Grietje met haar man Job een café in Schouwerzijl. Het kwam regelmatig voor dat mannen de complete inhoud van hun loonzakje in de kroeg uitgaven. Wanneer ze niet konden betalen, kwamen ze aan de balk. ‘Een van de klanten kon de rekening steeds niet voldoen. Hij gaf toen zijn gouden oorringen als onderpand aan tante Grietje. De man kwam zijn schuld nooit aflossen. De ringen heeft mijn tante altijd bewaard in een klein doosje. Ik heb mijn vriendje het allermooiste cadeau kunnen geven.’
John droeg de gekregen oorring met het ankertje altijd, ook op de dag dat hij met Marianne trouwde. En nog heel wat jaren daarna. Tot er op zijn werk in de garnalenfabriek nieuwe veiligheids- en hygiënevoorschriften kwamen. Roken werd verboden, klompen en oorringen mochten niet meer gedragen worden. ‘Elke zaterdagochtend deden we samen de oorring in het oor en op zondagavond er weer uit. Dat was gedoe. Op een dag hebben we hem maar weer in het doosje van tante Grietje opgeborgen.’





OUD IJZER
De fanatiekste magneetvisser van Noord-Nederland haalt van alles boven water. Hij viste al duizenden munten, fietsen, bestek, wapens, tassen vol juwelen, en tientallen kogels uit de tijd van Bommen Berend op. Jan Duurt Dijkman vertelt over tonnen oud ijzer alsof het niets is. Hij beoefent deze uit de hand gelopen hobby nu dik drie jaar. Het begon allemaal met een eenvoudig krantenberichtje en een filmpje op YouTube.
Met enige regelmaat blijft er een anker aan de magneet hangen. Het zijn relatief kleine exemplaren, omdat de magneet niet meer dan 90 kilo kan houden. Jan Duurt is niet echt op zoek naar ankers en hecht ook geen betekenis aan het object zelf. Voor hem valt een anker in de categorie bijzondere vangsten. Het bovenhalen ervan kan lastig zijn. ‘Als het ergens achter blijft haken, moet ik de kabel naar de overkant gooien. In de tegengestelde richting trekken, dan gaat het meestal wel weer los.’ De magneetvisser denkt dat er nog wel heel veel ankers op de bodem van de Groningse diepen liggen. ‘Ook grote, want Groningen had vroeger een open verbinding met de zee.’ Een anker is in zijn ogen een praktisch instrument om een fiets mee boven water te halen.
‘Ik bewaar echt alles in een loods, behalve fietsen. Die worden door de gemeente opgehaald. Emmers vol met sleutels en mobieltjes, skateboards en honderden hamers! Als timmerman vind ik het natuurlijk wel mooi om die te verzamelen. Ze hangen op een ereplekje. Ik heb inmiddels de hele geschiedenis van de hamer wel opgevist.’
Over tien jaar wil wil Jan Duurt al zijn vangsten exposeren. ‘Daar heb ik dan een enorme hal voor nodig, zoveel is het. Alle objecten moeten nog gesorteerd worden. Dat is een monsterklus, die hij voorlopig nog voor zich uitschuift. ‘Ik ga veel liever vissen!’
‘Wat mensen allemaal weggooien, het is verschrikkelijk. Ik weet niet wat het is, dronkenschap, baldadigheid, vandalisme… zeg het maar. Alles wat uit het water komt, belast het milieu niet meer. Belangrijk, maar als ik volgend jaar op dezelfde plek weer ga vissen, vang ik weer net zo veel.’
Jan Duurt heeft inmiddels een magneetvisverbod aan zijn broek hangen. Dit verbod kreeg hij omdat het eventueel opvissen van explosieven een riskante zaak is. ‘Er zou maar zo een granaat kunnen ontploffen. Als ik zoiets vang, bel ik altijd direct de explosievendienst. Het is nog nooit tot een ontploffing gekomen. Maar het is geen ongevaarlijke hobby.’
Hij zet zich met deze uit de hand gelopen hobby succesvol in voor goede doelen. ‘Ik bereid nu een schoonmaakactie in de diepenring van Groningen voor. We gaan met een groep magneetvissers en ervaren duikers de grachten, zonder magneten, leeghalen. We gaan in bootjes het water op om te dreggen. De opbrengst is voor de voedselbank. Hopelijk stijgt de prijs van oud ijzer weer. Dan kunnen we het verschil maken voor de mensen die het nodig hebben!’





LAATSTE CENTEN
Op zijn 15de werkte Kees al in de visserij en op zijn 19de werd hij eigen baas op zijn eerste schip, de ZK11. Hij herinnert zich nog goed dat hij, samen met een neef, in Krimpen aan de IJssel met moterpech lag. ‘Wat een ellende. Op een avond pakten we de bus naar Katendrecht. Dat wilden wij ook wel eens zien. We waren nog nooit in Rotterdam geweest.’ De jongens zullen hun ogen uitgekeken hebben in wat toendertijd bekend stond als hét uitgaanscentrum van Nederland. Onder zeelui was het wereldwijd bekend, dat je daar dag en nacht terecht kon voor een tatoeage.
De jongens dronken een paar biertjes en besloten om allebei een tatoeage te laten zetten. Ze kozen uit de vele voorbeeldplaatjes voor het anker. Het anker heeft voor Kees een symbolische waarde waar hij erg aan hecht. ‘Geloof, trouw en houvast. De hoop als een anker voor de ziel, dat was onze trouwtekst.’ Van zijn vrouw Janny had Kees niet thuis hoeven komen met een blote vrouw op zijn arm.
Geldzorgen
Kees had zijn allerlaatste centen gespendeerd aan deze plaatjes, maar liefst 35 gulden. Dat baarde hem grote zorgen. Toen hij weer terug in thuishaven Zoutkamp was, kwam Heidema van de garnalenfabriek gelukkig met een flinke nabetaling van pufgarnaaltjes. ‘Met dat bedrag kon ik wel weer even vooruit.’ De moeder van Kees was boos toen ze de getatoëerde arm zag. ‘Zij zei: wij hebben er alles aan gedaan om die wijnvlekken uit je gezicht weg te krijgen, en dan doe jij dit!’ Kees trok zich er niks van aan.
‘Ik heb veel ankers opgevist tussen Ameland en Schiermonnikoog. Vroeger was dat een ankerplaats. Bij slecht weer en eb gingen veel schepen daar voor anker, tot ze naar Groningen door konden varen. Op die plek zijn er heel wat verspeeld. Er moeten er nog wel veel op de bodem liggen, maar ze worden niet meer zo vaak opgevist. Tegenwoordig weet je door de moderne GPS-technieken waar je beter niet kunt varen. Vroeger deed je plaatsbepaling door je te oriënteren op vaste merktekens in het landschap. Bijvoorbeeld de torens op Ameland. Dat was natuurlijk nooit loepzuiver.’
Kees en Janny legden bij hun eerste huis in Zoutkamp een groot anker in de voortuin. Kees had het zelf opgevist. ‘Toen we vanwege werk naar Stellendam moesten verhuizen, heb ik het verkocht. In Stellendam heb ik een klein anker gekocht voor in ons rotstuintje. Janny had er mooie plantjes omheen gezet. Prachtig!’ Toen Kees met pensioen ging, zijn ze weer terug naar Zoutkamp verhuisd.Het anker in Stellendam heeft hij verkocht. Nu ze tweehoog in een seniorenappartement wonen, is er geen plaats voor een derde versie. In de bijna 60 jaar dat het anker nu op de onderarm van Kees staat, zijn de kleuren rood en geel verdwenen. Maar zijn vertrouwen in het anker is nog altijd rotsvast.
Peter, de zoon van Kees Mollema en Janny [Broere], is ook in de visserij gaan werken. ‘Hij takelde bij Terschelling, samen met een collega, ooit een groot anker op. Daar hebben de twee mannen een flinke klus aan gehad. Het schip ging bijna omver, zo zwaar was het. Toen het gevaarte eindelijk op de kade lag heeft Betto Bolt het gekocht. Hij heeft het met een heftruck op de kade bij Lauwersoog gelegd. Deze vondst staat nog altijd fier overeind.





DAAR DRIJF JE DAN
Berend Veldman groeide op in de binnenvaart. Zijn ouders lieten in 1928 de Nomadisch bouwen. Nadat zijn vader in 1944 overleed, ging Berend in opdracht van zijn moeder zelfstandig varen. In 1950, hij was 25, werd hij zelfstandig schipper op de Nomadisch.
Vanaf die dag was hij in zijn eentje verantwoordelijk voor schip en lading. Hij bewoog zich vlug en behendig op de Nomadisch. ‘Als het schip, dat geen boegschroef heeft, veel wind ving, liet ik het anker slepen zodat de kop op koers bleef.’ Daarvoor moest hij tegelijkertijd aan het roer staan én bij de lier om het anker te water te laten. Dat was rennen en vliegen. Hij was niet bang, hij deed het gewoon. Achteraf denkt hij dat er wel erg veel engeltjes op zijn schouder zaten.
In de binnenvaart ga je niet zo vaak voor anker. Er is meestal wel een kade waar je met touwen kunt aanleggen. Dat is veel veiliger dan ankeren. Toch vond Berend het prachtig om op open water voor anker te gaan. ‘Die ruimte om me heen! Daar lig je dan zonder radar in het pikkedonker of in de mist. Een ander schip ziet je misschien niet, en dan word je overvaren.’ Het overkwam hem niet, ondanks dat hij niet de hele nacht in de weer kon zijn met een scheepsbel.
Ook in zijn kindertijd was er geen gebrek aan spannende avonturen op het water. Zo herinnert hij zich dat de Nomadisch vastliep, terwijl zijn vader het anker nog maar net had laten zakken. ‘Het anker zat vast in twee polsdikke electriciteitskabels. Heel gevaarlijk! Ik was nog maar een klein jongetje, maar ik weet nog goed dat dit gebeurde. Het schip had wel kunnen ontploffen.’ Maar het enige nieuws dat ze er later over hoorden kwam van een tante die telefooncentralist was. ‘Zij had storing ervaren op precies het moment dat wij vast zaten in die kabels.’
En dan was er die keer bij Zeeburg op Het IJ dat een olietanker van Texaco de Nomadisch aan bakboord ramde. ‘Het water spoot naar binnen omdat het anker een vuistdik gat in het ruim had geboord. We zijn toen opzettelijk met volle kracht op een zandbank gevaren. Daar lagen we net boven de waterlinie. Zo konden we het gat stoppen en het water wegpompen. En meteen door naar de bestemming. We moesten een vracht spijkers naar Leeuwarden brengen.’
Op een avond ging Berend in dichte mist ten anker op het IJsselmeer. Verder varen was niet veilig. ‘Daar drijf je dan. Het schip kan alle kanten op, maar niet ver weg.’ Met deze geruststellende gedachte ging hij slapen. De volgende ochtend bleek dat hij naast een groot schip lag. ‘Gelukkig hebben we geen aanvaring gehad.’
Vliegenier
Dat Berend schipper werd is natuurlijk geen toeval. Toch droomde hij ervan om vliegenier te worden. ‘Ik ging bij Schiphol graag kijken naar de Jumbo’s. Wat een fantastisch gezicht, die rokende banden op de landingsbaan. In de lucht is ook heel veel ruimte.’ Maar vliegangst en de gedachte dat hij geen anker uit een Jumbo kan gooien, laat hem toch zeer tevreden terugkijken op zijn bijna 100-jarige levensloop aan boord van de Nomadisch.
Berend woont sinds kort in een verzorgingshuis in Sappemeer. Zijn thuis, de Nomadisch, ligt als museumstuk aangemeerd in de historische haven van Sappemeer. Met een goede vriend gaat hij er elke week even naar toe. Herinneringen ophalen.







OP DE PLAATS RUST
Betto Bolt ging op zijn 14de jaar aan het werk op de zand- en schelpenzuiger van zijn vader. Ze werkten op de Waddenzee. Tot hij op zijn 22ste geen uitdaging meer zag in het jakkeren en jagen. De visserij leek hem veel spannender. Drie broers Bolt deelden een Urker kotter. Vanaf 1979 had elke broer een eigen maatschap. ‘We waren vissers geworden.’
‘De netten raken regelmatig verstrikt in een wrak of een anker dat op de zeebodem ligt. Dat hoort bij het vak. Je takelt het dan naar boven, want anders kun je daar nooit meer vissen. Als het takelen niet lukt, waarschuw je een bergingsbedrijf. Om herhaling te voorkomen, markeer je die plek op de kaart. Het optakelen kost tijd, maar je doet het gewoon. Als je een fregatanker van 2 à 3 ton door verstroppen moet optakelen heb je veel werk. Een ankertje van 400 kilo is zo boven water.’
Vroeger werd er veel geankerd. ‘In storm was het: kop op de wind en anker ervoor. Met mist kon je niet verder, dan ging je voor anker en trok je steeds aan de scheepsbel om te laten horen waar je lag.’ Tegenwoordig zijn er steeds meer schepen met hydraulische stutpalen uitgerust. Met dat systeem kan een schip op stevige ondergrond stabiel stilgelegd worden. ‘Maar een schip zonder anker is ook nu niet denkbaar.’
Betto Bolt viste door de jaren heen veel ankers op. Liefhebbers op de wal gaven er een paar tientjes voor. Zo was er een klein beetje extra geld voor onderhoud van bijvoorbeeld kapotte netten.
‘Veel van die ankers heb ik opgevist in de Jammerbocht bij Denemarken. Daar raken vaak schepen in de problemen door de gevaarlijke noordwestenwind. Ik heb ook wel stokankers van Oostzeevaarders opgehaald. Als de wind verkeerd stond gingen zij voor anker om te wachten op beter weer. Toch ging het vaak mis. Ik ben er goed van doordrongen dat je ankergerei altijd op orde moet zijn. Je weet nooit wanneer je het nodig hebt! Het anker moet met één commando uitgegooid kunnen worden. Het mag nooit op het dek liggen, dan ben je geen goede schipper. Je kan wel eens een anker verspelen door slecht weer. Of het kan zo diep in de grond gaan, dat je het er niet meer uitkrijgt.’ Op zijn eigen schip is het anker een keer vastgelopen in een zandvlakte. ‘Het zat helemaal vastgezogen. Ik heb het afgeslepen. In zo’n situatie ben je blij met een reserve-anker.’
Op Lauwersoog waar Betto vroeger zijn eigen kade had, heeft hij een mooi anker liggen. ‘Een zoon van Broere, Peter Mollema, had hem aan dek liggen. Met een heftruck is hij naar de plek gebracht waar het nog steeds ligt.’ Het is prachtig begroeid met schelpen en zeepokken.
Visserman ben je niet alleen
Betto heeft het vissen langzaam afgebouwd. ‘De visserij is een levenswijze die je niet van de ene op de andere dag naast je neer kunt leggen.’ Het familiebedrijf loopt ten einde, want zijn kleinzoon wil het niet overnemen van zijn vader. Hij wil geen 300 dagen van huis zijn. Betto begrijpt het wel. ‘De visserij is een risicovol beroep. Visserman ben je niet alleen, maar samen met de vrouw. Je hebt alle zorgen samen. De basis is thuis.’ Betto en zijn vrouw Aaltje gaan al sinds jaar en dag samen uit varen met hun houten plezierjacht. Dat blijven ze nog wel even doen!
‘Op zee gaan we voor anker en dat betekent letterlijk op de plaats rust. Zie je ergens een anker in de tuin, dan weet je dat daar een rustende zeevaarder woont.’





WAAR IS HET GROTE ANKER?
De drie zussen Huisman, Wijka, Gerda en Antje zijn opgegroeid op de Wijma. Opa heeft het schip in 1928 laten bouwen. Hij deed het later over aan zijn zoon, hun vader. Met het schip werden stukgoed en boomstammen vervoerd.
De meisjes waren tot hun achtste jaar aan boord. Op die leeftijd gingen de twee oudsten naar het schippersinternaat in Rotterdam. Ze zagen hun ouders dan vaak lange tijd niet. ‘Tot ze weer eens in Rotterdam lagen met het schip. Dan dronken we samen thee en soms bleven we een nachtje op het schip slapen. We hadden geen heimwee, het was nu eenmaal zo. In het internaat waren veel kinderen om mee te spelen. Aan boord hadden we alleen elkaar.’ Voor Gerda, een nakomertje, was het anders. Zij verhuisde met de vaarroute van haar ouders mee van internaat naar internaat. Gerda heeft er geen prettige herinneringen aan. ‘Het was er in mijn tijd heel erg streng.’
In 1972 werd het schip met een saneringsregeling verkocht. ‘Van het sloopgeld hadden vader en moeder een beetje pensioen. We hebben de mooie dingen zoals de ankerlichten, het kompas en het stuurrad bewaard.’ Die spullen zijn nog altijd in de familie. Bij Kevin, de oudste zoon van Gerda, ligt een klein anker in de voortuin. Zijn moeder en tantes vragen zich af waar het grote anker eigenlijk gebleven is.
Dat grote anker heeft het gezin een paar keer gered
In 1960 was er een vuurzee op de Rijn bij Emmerich. De gesleepte Deense veerboot Tina Scarlett voer bovenop de met 1.100 ton benzine geladen tanker Diamant. Een groot deel van de benzine stroomde in de Rijn en beide schepen raakten onbestuurbaar en in brand. Daardoor kwamen nog negen andere, afgemeerd liggende schepen in vuur te staan. De Rijn brandde over een breedte van 300 meter. Twee mensen kwamen om; acht raakten zwaar- en veertien lichtgewond. ‘De Wijma moest snel omkeren en voor anker gaan om niet ook in de brand terecht te komen. Dat ging allemaal maar net goed.’
‘Soms als het mistig was lagen we op stromend water voor anker. Dat was natuurlijk niet echt veilig. Er kon dan zomaar een schip tegen je aanvaren. Vader stond steeds op de uitkijk. En maar toeteren! Er was toen nog geen radar. Als het anker losslaat, dan ga je stroomafwaarts en heb je geen enkele macht meer over een schip met maar 80 pk.’
Bij Wageningen raakte het anker eens los en is de Wijma aan de grond gelopen. ‘Dat was een hele toestand, en het was niet eens mistig. Gelukkig heeft een kennis ons losgetrokken.’
Na de sloop van het schip ging het gezin in Delfzijl wonen. Vader werd loods op de Eems. Ze hebben een tijd op een proviandschip gevaren. Later werkten ze op een butterfahrtschip waarop passagiers buiten de landsgrenzen belastingvrij sigaretten en alcohol konden kopen. ‘Vader werkte in de keuken en moeder bij de toiletten. Zij verdiende het meest, door alle fooien!’
Hoewel de dochters niet zijn blijven varen, zijn ze op een andere manier betrokken gebleven bij het schippersleven. Antje en Wijka hadden allebei een café in Delfzijl. Gerda werkt in café Stad en Lande, al 250 jaar dé kroeg voor havenarbeiders. Gerda draagt altijd een gouden ankerkettinkje. Ze voelde zich altijd gevangen in haar huis en heeft het verkocht toen de kinderen groot waren. Ze woont nu op haar plezierjacht, waarmee ze af en toe gaat varen. ‘Misschien komt die onrust door mijn jeugd op de Wijma.’
De Wijma is in 1972 gesloopt, maar in café Stad en Lande staat een replica. Modelbouwer Alie Jansema maakte hem naar het voorbeeld van de foto die Wijka nog steeds in haar flat bewaart.






TERUG OP DE ZEEBODEM
Matthijs van der Ploeg verzamelt al ruim dertig jaar ankers. Zijn verzameling ligt tussen het Reitdiep en de Lauwers. Tot 1877 stroomde hier het zeewater van de Lauwerszee. In dat jaar werd het Reitdiep tussen Zoutkamp en Nittershoek afgesloten met de Provinciale dijk met daarin de Groote Provinciale sluis, die de bijnaam ‘Poort tot Groningen’ kreeg.
De geschiedenis van deze plek maakt deze verzameling van zeker veertig grote en kleine ankers bijzonder. De ankers liggen immers op voormalige zeebodem. De pokken en de schelpen die met het staal vergroeid zijn dragen bij aan de sfeer. In dit boek zijn meerdere foto’s van ankers uit deze collectie opgenomen.
‘Ik vind het nog steeds een mooi gezicht. Ze zijn allemaal opgevist door vissers van de eigen vloot, De Rousant. Veel exemplaren die hier liggen komen uit het Duitse Norddeich. Als ze eenmaal aan de overkant in de haven van Zoutkamp lagen, brachten we ze hier naar toe met een kraanwagen. Met die hele grote ankers was dat wel een spannende klus. In het begin liet ik ze galvaniseren, maar roestig hebben ze veel meer charme.’ Het grootste anker is zijn favoriet. Indrukwekkend, wat een reusachtig schip moet daarbij gehoord hebben!






HET ANKER IS JE LEVEN
‘Ik wilde altijd al naar zee. Mijn vader was blij met die toekomstdroom. Ik kreeg van hem een studieboek: Handleiding voor kapiteins en stuurlieden van de kleine handelsvaart en de zeevisserij. Vervolgens gingen we naar het Zeemanscollege in Groningen, een soort uitzendbureau voor zeelieden. Daar regelde hij dat ik mee kon op het kleinste schip. Vader bracht me naar Harlingen en daar ging ik, als zestienjarig ketelbinkie aan boord van de Viking. Op naar Hamburg.’ Jan Huizenga, inmiddels 86, bewaart nog altijd een fotootje van dat eerste schip in zijn scheepjesklok. De herinneringen aan de kakkerlakken die overal in het schip aanwezig waren zijn nog levendig. Tot Jans verbazing kwamen er in de haven van Hamburg drie vrouwen aan boord. De kapitein zei dat de dames familie van hem waren en dat Jan nu maar gauw weg moest wezen.
Vader Huizenga was matroos op stoomschip Winsum. Hij voer op Zuid-Amerika. Hij is zelfs mee geweest op walvisvaart met de Willem Barentsz. ‘Ik ben niet zo avontuurlijk als mijn vader. Ik koos voor een baan als kapitein bij Rijkswaterstaat. Ik voer met de Aldebaran langs de Nederlandse en Belgische kust. Maandag weg en vrijdag weer thuis, tot mijn vijfenzestigste. We waren altijd met zeven man aan boord. We deden onderhoud aan meetpalen en we plaatsten nieuwe meetpalen. Die palen registreren de waterstand. Het was echt getijdenwerk, eb en vloed bepaalden je werktijden. Om de Aldebaran tijdens het werk goed stabiel te houden waren wel zes ankers nodig. Twee draadankers voor, twee flipperdelta-ankers achter en aan elke zijkant nog twee draadankers.’
Blikskaters, houdt ie het wel?
‘Met de Tjalk van Rijkswaterstaat zijn we wel eens in de problemen gekomen. In een stevige storm kon het anker het schip niet houden. Ketting en anker ervoor, maar het schip ging nog steeds achteruit. Blikskaters, houdt ie het wel? Je maakt wel bange uurtjes door als het anker gaat krabben. Dan ben je de vaste grond onder je voeten kwijt. Eenmaal losgeslagen kun je dan met schip en al op de dijk kapotslaan. Na een noodoproep met de marifoon, hebben de gebroeders Luden ons op sleep genomen. Zij hebben ons binnengebracht in de haven van Lauwersoog.’
Het anker staat symbool voor leven, en soms is dat dus ook letterlijk te nemen. ‘Het anker in de voortuin in Ulrum ligt er vanwege die symbolische betekenis. Eerder lag het in de tuin van een buurman, maar die wilde het kwijt. Nu ligt het hier al jaren. Het is opgevist door Betto Bolt uit Zoutkamp. Het komt van een schoener. De ketting is gebroken. Ik zou wel graag precies willen weten wat er gebeurd is. Elk anker heeft een verhaal!’






HET LAG ER AL
In 2019 kochten Jeroen Steigenga en Laurie Kuiper een huis in Warfhuizen. ‘Verscholen tussen de rozenstruiken bleek een groot anker te liggen. De vorige bewoners waren blij dat wij het wilden behouden. Anders moesten zij het loodzware ding laten weghalen. Wij hebben de tuin opgeknapt en toen is het anker met een kraan midden in de tuin gelegd. Een ereplaats dus!’
Het stel heeft een boot in het Warfhuisterdiep liggen. Jeroen heeft de Bultrug, een zeeschouw van zo’n honderd jaar oud, helemaal gerestaureerd. Af en toe een gaan ze een dagje varen. ‘Daarom vinden we dat anker in de tuin leuk.’
Vroeger stond op deze plek in Warfhuizen Café Groenewoud. Buurman Jan Bottema vertelt dat Albert Groenewoud het anker uit Zoutkamp heeft gehaald. ‘Gewoon omdat hij dat mooi vond. Albert had verder geen binding met de visserij ofzo. Dat anker heeft altijd bij de entree naar het ‘limonadecafé’ gelegen. Albert had geen vergunning voor sterke drank. Je kon er wel een biertje krijgen.’ Het café is pakweg vijftig jaar geleden afgebroken.
Dit huis is er voor in de plaats gekomen.’
‘Toen Jeroen en Laurie hier kwamen wonen, kwam het tevoorschijn uit de woekerende rozenstruiken. Wij hebben van oudsher recht van uitzicht op dat stukje land. Jeroen kwam heel netjes vragen of hij het anker, dat iets meer dan een meter hoog is, wel in ons uitzicht mocht leggen. Nou, het ligt ons niet in de weg!’





REIS OVER LAND
‘Als kind wilde ik in de scheepvaart, de zee op. Maar het is er niet van gekomen. Toch heb ik zelf altijd op zee gevist, op kabeljauw. Nu heb ik mijn boot verkocht. Ik heb geen tijd en de diesel is nu echt te duur voor de hobby.’
Jan Nieborg werkt in Farmsum in de bediening van sluizen en bruggen. De sluis in Delfzijl, het Oosterhorn- en Eemskanaal, het Winschoterdiep en de zeesluis. ‘Ik heb wat met bootjes, dat kun je wel zo zeggen.’ Een brugwachter bedient steeds vaker met behulp van camera’s op afstand verschillende bruggen en sluizen tegelijk. ‘Het is zaak goed om goed op te letten op het verkeer bij de bruggen. Iemand die nog snel even de brug over wil, kan gevaarlijke situaties veroorzaken. Zo’n vrachtschip kan echt niet direct stoppen. Soms moeten we de noodknop gebruiken. Dan gaat alles meteen dicht.‘
‘Ik ga graag schepen kijken in de haven van Lauwersoog. Zo’n 30 jaar geleden zag ik het anker daar op de kade liggen. Bijna onherkenbaar door alle netten die er omheen zaten. Voor 250 gulden kocht ik het van de Duitse garnalenkotter die het aan wal bracht. Toen moest het nog over land naar Woudbloem getransporteerd worden. Er kwam een lier om de twee en een halve ton ijzer op een trailer te hijsen. Die stond haast bol van het gewicht. Met een gangetje van maximaal 60 kilometer per uur is het voor ons huis gebracht.‘
Het anker was van een groot zeilschip en is zeker 125 jaar oud. Dat kun je zien aan hoe het gemaakt is. Het is gesmeed uit allemaal lagen ijzer. De ketting is veel jonger en ook te iel voor het gewicht. Het anker is later waarschijnlijk gebruikt door een baggeraar die er een ponton mee op de plaats hield. Die ketting heeft het niet gehouden. En dan komt het onherroepelijk een keer vast te zitten in de netten van een garnalenkotter. Een duur akkefietje voor de schipper.
