
‘We hebben zin in de tocht naar Delfsail maar we zijn, na weken van voorbereiding, ook wel wat gespannen. Ik wil je niet bang maken, maar als de motor uitvalt zijn we stuurloos. Er vaart wel een volgboot mee. De bemanning daarvan zal in geval van nood helpen om de Nomadisch op koers te houden.’ Dit zijn de woorden van Huub Dofferhoff, wanneer hij belt om te laten weten wanneer we het museumschip van Sappemeer naar Farmsum zullen varen. Hij vertelt dat er vlak voor vertrek nog van alles gerepareerd moet, bekabeling veranderd moet worden, en dat het hier en daar zelfs nog een beetje lekt…
In de museumhaven van Historische Scheepswerf Wolthuis beginnen de voorbereidingen op de dag van vertrek al vroeg. De motor van het oude vrachtschip moet warmdraaien. Maar allereerst is het de kunst de authentieke Nering-Bögel motor aan de praat te krijgen. Dat is een spannend en precies klusje met petroleum in combinatie met lucht op druk. Na een half uur gerommel in de machinekamer horen we het ronkende geluid van de draaiende motor en kan iedereen opgelucht ademhalen. Huub is machinist van de dag, en manusje van alles bovendien. Het koelwater van de motor is zijn grootste zorg. ‘Gisteren bij het proefdraaien stond er te weinig druk op. Dat wil ik bijstellen, nog voor we vertrekken.’ Tijdens de hele reis zal Huub het koelwater nauwlettend in de gaten houden. Het is af en toe te veel, dan te weinig en het wordt regelmatig te heet. ‘Als de koeling niet goed is, heb je kans dat de motor uitvalt.’
Een klein bootje langszij
Terwijl de motor warmdraait wordt een klein plezierbootje dat langszij de Nomadisch aangemeerd ligt, door vrijwilligers losgemaakt en verplaatst. Later komt de bezorgde eigenaar van het bootje kijken en besluit het nog even een stukje verderop aan te leggen. Schipper Teun Jasper keert de Nomadisch in het haventje. Het is best krap om die 27 meter lengte schadevrij te manoeuvreren. Maar Teun krijg je met zijn 52 jaar ervaring niet gek. Ook niet als er in de eerste de beste nauwe bocht een stevig windje het schip in het riet dreigt te waaien. Met een duwstok houden de meevarende vrijwilligers de Nomadisch goed op koers.



Tijdreis
Met een kalm vaartje van maar 8 kilometer per uur trekt de geschiedenis van de Groningse scheepswerven aan ons voorbij. Aan het Winschoterdiep liggen van oudsher veel scheepswerven. Sommige daarvan bestaan nog steeds. Daar worden vandaag de dag veel grotere grote schepen gefabriceerd. De meevarende vrijwilligers genieten van het zicht op de scheepswerven waar we langsvaren. De tocht van de Nomadisch wordt anderzijds op de voet gevolgd door liefhebbers. Steeds duikt er weer iemand op aan de wal, die met een mobieltje het schip filmt. Daarbij wordt dan aan weerszijden enthousiast gezwaaid.
Onderweg worden we regelmatig ingehaald door grote vrachtschepen die met hoge snelheid door het water glijden. In het vrachtverkeer over water is veel veranderd. De Nomadisch vervoerde jarenlang stukgoed, hout, stenen en dergelijke door heel West-Europa. Sinds de jaren 50 werden schepen als de Nomadisch zo zoetjes aan te klein voor dit werk. Vanaf die tijd werd het vervoer per trein en vrachtwagen een steeds grotere concurrent. Alleen schepen met een groot laadvermogen konden de concurrentie nog aan. Kleinere schepen raakten uit de vaart en bleven voor de wal als woning voor de schipper. Eind jaren zestig en begin jaren zeventig brachten veel schippers door sloop- en premieregelingen hun schip naar de sloop. De traditionele schippers(gezinnen) waren zeer zuinig op hun schepen. De vaartuigen waren immers woning en bedrijfskapitaal tegelijk. De schepen, die eind 19e eeuw en in de 20e eeuw werden gebouwd en gevaren, bleven tot eind 20e eeuw in gebruik. Vaak bleven schippersechtparen tot op hoge leeftijd wonen op het schip, waarop zij tientallen jaren met hard werken hun brood hadden verdiend. Zo verging het ook schipper Veldman met zijn Nomadisch.
Toekomst voor de Nomadisch
In de bijna 100 jaar die Berend Veldman op de Nomadisch heeft geleefd, heeft hij niet alleen de binnenscheepvaart van dichtbij zien veranderen. Met de jaren is ook de pleziervaart van karakter veranderd. Hij verbaasde zich over de grote witte plezierjachten, die hij wat spottend lelijke strijkijzers noemde. Meer waardering had hij voor oude liefdevol onderhouden houten scheepjes. Zo’n toekomst wenste hij ook voor zijn geliefde Nomadisch. In zijn testament bepaalde hij daarom dat de Nomadisch eigendom zou worden van Stichting Nomadisch. Als opdracht aan de stichting gaf hij mee het schip te onderhouden en aan het publiek te tonen. Inmiddels is Berend Veldman niet meer onder ons, maar weet hij zijn schip in goede handen.
De vlag kan uit
De motor is niet uitgevallen, de Nomadisch kan probleemloos aanmeren in Farmsum. De bemanning, en ook die van de volgboot, is dik tevreden met deze vlekkeloze reis. De mast met vlaggetjes kan weer omhoog. ‘We zijn nu alle sluizen gepasseerd. Morgenvroeg varen we naar onze plek aan de Damsterkade in Delfzijl. Berend zou het prachtig gevonden hebben, de Nomadisch op Delfsail.’ De vrijwilligers gaan van boord. Behalve Huub en Teun. Zij schieten weer de machinekamer in: ‘toch nog maar even kijken naar het koelwatersysteem…’
Berend Veldman groeide op in de binnenvaart. Zijn ouders lieten in 1928 de Nomadisch bouwen. Nadat zijn vader in 1944 overleed, ging Berend op zijn 19 de in opdracht van zijn moeder zelfstandig varen. In 1950, hij was 25, werd hij zelfstandig schipper op de Nomadisch. Vanaf die dag was hij in zijn eentje verantwoordelijk voor schip en lading. Hij bewoog zich vlug en behendig op de Nomadisch. ‘Als het schip, dat geen boegschroef heeft, veel wind ving, liet ik het anker slepen zodat de kop op koers bleef.’ Daarvoor moest hij tegelijkertijd aan het roer staan én bij de lier om het anker te water te laten. Dat was rennen en vliegen. Hij was niet bang, hij deed het gewoon. In 1982 hield Berend Veldman de vrachtvaart voor gezien. Hij bleef wel altijd op zijn schip wonen, de Nomadisch was zijn thuis. Lees ook Het verhaal van Berend Veldman in Ankers op het droge.
















































